Daar stond hij dan. Mijn tranen legden hem het zwijgen op terwijl hij naar adem probeerde te happen. Ik wist wat hij had gedaan en hij las in mijn blik dat ik dit wist. En hoe hard ik ook probeerde hem te haten, hoe minder ik erin slaagde. Zijn onschuldige, ontwapenende verschijning deed me weer ontdooien en verdwijnen in een hol van verwarring en liefde, net zoals ik ontdooide toen ik hem voor het eerst zag. Hoe kon ik alles van hem weten en hem nog het daglicht of zelfs een blik gunnen? Wie zou het zeggen. Ik wist ergens dat hij die liefde niet verdiende. Ik wist wel dat we ze beiden nodig hadden. Een intense omhelzing had geen woorden meer nodig want alles was al gezegd. Dat was de laatste keer dat ik hem zag...
Berlijn, 13 augustus 1961
De ochtend van 13 augustus bleek een bewogen ochtend te worden. Ik had mijn eerste oog nog niet open getrokken of ik hoorde al tumult in de straten. Ook in huis hing een hysterisch sfeertje, maar het kon me gestolen worden. Op een zondagmorgen wou ik rust en stilte om mijn roes uit te slapen, maar dat was blijkbaar buiten mijn buren gerekend. Nu werd het nog moeilijker om mijn verschrikkelijke kater te verstoppen, terwijl ik nog zo hard mijn best had gedaan om onopgemerkt het huis binnen te sluipen in het midden van de nacht. Van een 25-jarige vrouw die nog thuis woonde, werd er natuurlijk wel wat anders verwacht dan dat ze elke zaterdagavond uit ging tot in de vroege uurtjes. Veel vrienden en kennissen gingen trouwen of verwachtten hun eerste kind, terwijl ik nog zo goed als geen toekomstbeeld kon voorleggen. Mijn conservatieve ouders wilden niets liever dan dat ik een simpel leven kon leiden met een stabiele financiële status, die ik volgens hen absoluut niet in de muziekwereld zou verkrijgen en bovenal nog liefst dat ik kon trouwen met een man van goede afkomst en degelijk diploma. Die droom had de laatste jaren wel wat aan geloof verloren. Stilaan kwamen de alom gevreesde vragen: "Maar Liesl, waar wil je nu eigenlijk naartoe met je leven?" of "Zou je niet eens werk maken van je toekomst?" Na nog wat verder piekeren over mijn vergooide toekomst, hoorde ik opeens toch wel heel erg veel commotie in de straten. Met barstende hoofdpijn keek ik uit het raam en tot mijn grote verbazing stond bijna de hele buurt op de stoep. Ik kon toen nog niet half beseffen dat deze ochtend mijn hele leven zou veranderen...
"Wat is er gaande, mama?" riep ik verbaasd.
"Ben je daar dan eindelijk, slaapkop! Het hele land staat in rep en roer en het kan je precies niets schelen."
"Jaja, mama! Bespaar me een preek en vertel me liever wat er aan de hand is."
"Ze sluiten ons in! Ze gaan een muur bouwen tussen West- en Oost-Berlijn en voorlopig kunnen we niet meer passeren. Vergeet je reisje met je vrienden maar al!" zei ze cynisch.
"Dat is toch niet zomaar mogelijk, mama, dat kan ik niet geloven."
"Als je me niet gelooft, ga dan zelf kijken! Maar doe me een plezier en ga je eerst even aankleden. Je weet nooit wie je op je weg tegenkomt", zei ze hoopvol.
Als ik haar met zulke kleinigheden een plezier kon doen, deed ik het maar. Ook al kon mijn uiterlijk me op dat moment gestolen worden. Nieuwsgierig rende ik naar buiten met mijn schoenen half gestrikt, mijn haren in de war en mijn jas losjes rond mijn schouders gedrapeerd. Ik wurmde me door de meute en liep recht richting Brandenburger Tor, tot ik plots moest uitwijken voor een jongeman die net op het verkeerde moment voorbij fietste. Ik verloor mijn evenwicht en viel erg stuntelig plat op mijn buik. Geërgerd strompelde ik recht en mompelde ik: "Kan je niet uitkijken, uilskuiken...", maar net toen ik me omdraaide en zijn behulpzame blik zag, kon ik me tot de orde roepen en streek ik mijn rok en mijn haren recht om de impressie te wekken dat ik er voor de val wel goed uitzag.
"Het spijt me erg, juffrouw! Ik veronderstel dat jij ook even gehaast was als ik om te kijken naar de muur?" zei hij galant.
"Ja, dat was toch mijn plan", zei ik zacht terwijl ik even niet meer kon bedenken wat ik nu weer juist van plan was. Zijn dromerige ogen ontdooiden me zo snel dat ik even alles vergat.
Toen zei hij: "Ik merk dat ik je wat in de war heb gebracht. Laat me je anders eerst trakteren op een drankje om mijn excuses aan te bieden. Ik heb toch horen waaien dat het momenteel nogal druk is en dat je beter thuis kan blijven. Wat denk je?" Ik kon even geen uitvlucht vinden, maar misschien wou ik dat ook niet. Wat een knappe, galante man. Straks kreeg mijn moeder nog gelijk en had ik me beter wat meer uitgedost, maar niemand was hierop voorbereid natuurlijk.
" Jazeker, waarom ook niet?" zei ik net iets te enthousiast. Terwijl we vertrokken, zei hij nog lachend "Oh ja, en euhm ik heet Sepp. Dan weet je ten minste iets over mij. Ik kan namelijk eender wie zijn met wie je zomaar meegaat. Al vind ik je vertrouwen wel charmant."
Berlijn, 13 augustus 1963
Twee jaar geleden was mijn persoonlijk leven nog gevuld met chaos en onzekerheid. Twee jaar later liep alles op wieltjes. Sepp en ik waren een droomkoppel, als we de buren en familie mochten geloven, en ons zoontje was ondertussen ook al een jaar oud. Alles ging zo snel dat ik zelfs geen tijd had om na te denken. Ik wist amper waar mijn man zich de hele dag mee bezig hield. Ik wist enkel dat ik verliefd was. Smoorverliefd. Dat was een perfecte dekmantel voor de gevangenschap waarin ik me bevond en die ik twee jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden. De nieuwe staatszekerheid verlamde me tot in het diepste van mijn verwachtingen. De onzekerheid over mijn onstabiele job en de Stasi die de controle over mijn gedachten innam, werden me vaak te veel. De Stasi had alles in de hand en dus ook waarover ik muziek mocht schrijven. Ze ging zo subtiel te werk, maar tegelijk had je het gevoel dat ze overal was en dat iedereen je kende. Deze rare sfeer kon niemand verklaren, maar er deden wel verhalen de ronde van mensen die plots werden gearresteerd of opeens verdwenen zonder gegronde reden. Zogezegd om het grotere gedachtegoed van de DDR te beschermen tegen fascisme en kapitalisme. Achteraf bleek dat ze vluchtpogingen planden of contacten hadden met het Westen. Ikzelf was geen voorstander van het systeem, maar ik deed alsof. Ik was bang, gelukkig en ongelukkig, vrij en opgesloten tegelijk. Sepp vond dat ik niet meer verder mocht optreden. Mijn teksten zouden wel eens verkeerd begrepen kunnen worden, maar dan zou ik me helemaal monddood voelen.
We vertrouwden alleen elkaar. Tegen Sepp zei ik alles en hij alles tegen mij, want alleen zo was het haalbaar om onder een vergrootglas te leven. Ik vertelde hem dat ik mijn muziek aan het Westen zou kunnen verkopen om wat bij te verdienen. Dat was altijd een risico, maar het gebeurde zoveel bij collega's die de extra inkomsten wel konden gebruiken. Hij zei er weinig op. Alsof hij het niet wilde horen. Alsof het hem niet kon schelen.
Berlijn, 20 november 1963
Daar zat ik dan. Helemaal verward met tranen als een opgedroogd masker op mijn gezicht. En uitgehongerd als een volledig verslagen wezeltje, zonder besef van tijd of ruimte. Voorbije nacht knipperde het licht in mijn cel zo vaak aan en uit dat ik moest schreeuwen om niet gek te worden. Ik was ik niet meer. Mijn gebroken zelf kon nog net voor de honderdste keer naar mijn zorgvuldig opgestelde dossier kijken waarin alles stond. Wie ik was, waar ik woonde, wanneer ik wat gedaan had met bijgevoegde foto's en beschrijvingen van wat ik elk uur van elke dag had uitgevoerd. Ongeveer drie maanden geleden werd ik gearresteerd. Ik probeer me niet in te beelden hoeveel vragen Sepp en mijn zoon zich zouden stellen. Ik liet hen inmiddels al zolang in de steek door mijn eigen stomme fout. Ik kon geen collega vertrouwen met mijn plannen en dat had ik moeten weten.
Met een harde klap gooide de agent de stalen deur dicht en ging op zijn gemakje zitten met een koffie in de hand terwijl hij riep: "Benen naast elkaar, handen onder de knieën!".
"Jongedame, hier zijn we dan weer. Ga je weer zwijgen of ben je na drie maand eindelijk van plan om de waarheid te zeggen?" Ik zweeg. "Wij weten alles, mevrouw Schulz. Het heeft geen zin om te zwijgen. Wij hebben meer bronnen dan u denkt."
"Mag ik mijn advocaat spreken? U ging die voor mij contacteren", zei ik huilend.
"Oh, mijn excuses, dan zal ik dat toevallig vergeten zijn. Ik zal het zeker regelen tegen ons volgende gesprek. Al weet u intussen ook dat er geen volgend gesprek moet komen, he mevrouw Schulz?" zei hij smalend terwijl hij me weer hetzelfde formulier voorlegde als de vorige keer.
"Kijk, mevrouw, het is heel erg simpel: U zet uw handtekening hier en wordt informant voor de Staatszekerheid of we laten u en uw collega's niet meer vrij."
"Ik zeg niets zonder mijn advocaat", zei ik vastberaden, maar wat hij nadien toevoegde, liet me helemaal verstijven: "Ik veronderstel ook dat u graag heeft dat uw zoontje bij u en uw man kan opgroeien zonder problemen."
"Wat bedoelt u daarmee?"
"Wel, het zou toch jammer zijn dat wij dit moeten verhinderen omdat u niet met ons wil meewerken. We kunnen uw acties anders niet toelaten en dan kunnen we al zeker niet vertrouwen hoe u uw eigen zoon zou indoctrineren met uw Westerse teksten. Ik kan zijn veiligheid dan niet meer garanderen, maar het is jammer dat u blijkbaar niet veel geeft om de toekomst van uw zoon."
Daar zat ik dan. Ik was voorbereid op elke mogelijke vorm van fysieke afranseling, maar deze mentale foltering zag ik niet aankomen. Hij gaf me geen keuze. Snikkend nam ik de pen aan en tekende het formulier.
"Goed zo, mevrouw Schulz! Af en toe een telefoontje met informatie over uw collega's en vrienden is voldoende. We willen gewoon het beste voor iedereen, mevrouw. Dat zal u later ook nog wel inzien. Soms moeten we dingen aan het licht brengen voor het grotere gedachtegoed."
Ik kon niet meer bewegen van moeite en schaamte. Ik kon mijn vrienden niet verraden. Hoe kon ik met mezelf leven? Ik zou nooit meer dezelfde zijn.
Toen ik verdwaasd over straat liep met mijn laatste krachten, op zoek naar een thuis die ik niet meer onder ogen zou durven komen, werd ik bijna omvergelopen door mijn vriendin Hannah die me omhelsde voor een volle minuut alvorens ze me vroeg hoe het met me ging. Nog voor ik kon antwoorden, viel ze me in de rede en zei: "Het moet zo vreselijk zijn om zo lang onschuldig vast te zitten! Ik weet er alles van. Mijn man zit ook een beetje vast in het systeem, weet je. Hij weet alles van de dossiers en hoe ze je onder druk hebben gezet. Hij zei me gisteren nog dat ik je goed moest verwennen als je terug vrij kwam, want het moet zo hard zijn om te beseffen dat je eigen echtgenoot je heeft verraden..." Nadien zei ze nog iets over dat ze het begreep waarom ik met het Westen sympathiseerde voor een extra centje, maar ik hoorde verder niets meer. Ik voelde de grond onder mijn kapotte schoenen wegzakken. Dit kon niet waar zijn. Ik zat vast in één grote, naïeve leugen en terwijl ik maanden opgesloten zat om mijn familie te beschermen, was mijn familie, met daarin de enige mensen die ik vertrouwde, de reden van mijn arrestatie. Gebroken dwaalde ik met vijf omwegen naar huis.
Daar stond hij dan...