Mistige Velden

13-03-2021

De koude winterlucht voelt als een withete ijzerstaaf die door haar keel naar haar longen wordt geduwd. De dagen zijn kort en koud. De bomen wiens bladeren anders verwelkomend naar de zon toegroeien, zijn verdwenen onder een laag van aarde. Nora was nooit een winterkind, ze hield van de belofte van de lente en de omarming van de zomer. Dagen die ze kon doorbrengen zonder mouwen en met een constant glinsterend laagje zweet op haar voorhoofd. Het gevoel dat de nacht de dag nooit zou overwinnen. Het bankje aan de verlaten straatkant tussen kilometers lange velden waar ze nu op haar bus wachtte kon niet meer verschillen van de plek waar ze zo verlangde nu te zijn. Nora haalde een oud zakhorloge uit haar jas en zonder na te denken klikte ze het open. Ze hield het goed vast en wreef zachtjes met haar duim over de wijzerplaat. Een herinnering sleepte haar mee. Ze zag haar vader die vol trots het horloge aan haar liet zien. Een cadeau dat hij kreeg na zijn dienst als nationaal voorzitter van de jongerenvereniging van zijn politieke partij. De herinnering overspoelde Nora met verdriet dat ze voelde ophopen in haar ogen tot het over haar wangen, naar haar kin, over haar keel, onder haar shirt verdween. Het verraste Nora nog steeds hoe snel verdriet zich van haar meester kon maken. Ze had zich nog nooit zo ver van haar vertrouwde zelf gevoeld als nu. Enkele maanden geleden overleed Nora's vader, sindsdien leek het of de wereld nooit meer hetzelfde zou zijn. Soms leek het of haar hart niet meer goed werkte, alsof het zich losrukte uit het netwerk van aders die door haar lichaam stroomde. Alsof het na alle pijn van de afgelopen maanden niet meer anders kon dan ermee te stoppen. Ze voelde haar hart soms tegen haar praten en vanbinnen uit tegen haar borst springen om te kunnen ontsnappen aan de pijn die ze hadden gevoeld. Voor Nora's vader stierf wist ze niet wat echte hartzeer was. Ze wou dat ze het nooit geweten had.

"Die bus moet nu toch echt bijna gaan komen," zei Nora luidop terwijl ze het verdriet van haar wangen veegde. Ondertussen wachtte ze al een tijdje op de bus die maar niet leek te komen. Uitgerekend vandaag moest er weer vertraging zijn. Ze had nog honderd dingen te doen en dit eindeloze wachten was een enorme verspilling van haar tijd. "Ik ga zeker te laat zijn voor mijn afspraak," zei ze met een diepe zucht. Ze gooide haar hoofd naar achter, stampte met haar voeten op de grond en voor ze het wist riep ze richting de hemel: "Waarom?!" Ze schrok toen ze uit haar ooghoek een silhouet dichterbij zag komen. Snel zette ze zich recht en deed ze alsof ze niet net tegen zichzelf zat te praten. Het silhouet kwam dichterbij en Nora herkende een oude vrouw die ze af en toe met haar wandelstok door haar wijk zag dwalen. Nora hoopte dat de vrouw niet naast haar op het bankje zou komen zitten. Ze had geen zin om een toneeltje op te voeren waarin ze een normale vriendelijke jongedame moest spelen die geen gapend gat in haar lijf had waar haar hart ooit zat. Ze wilde niet vriendelijk zijn wanneer de oude vrouw haar zou toelachen. Nora wilde eigenlijk gewoon het liefste onzichtbaar zijn en met zo weinig mogelijk mensen praten. Ze wilde het zwarte denken van verdriet haar helemaal laten omwentelen en opslokken. Maar voor Nora het goed en wel besefte zat de oude vrouw naast haar. Nora probeerde haar te negeren, maar als snel voelde ze haar pupillen naar haar ogenhoeken bewegen. De oude vrouw tuurde in de verte over de mistige velden. Ze leunde met haar twee handen op haar wandelstok die tussen haar benen stond. Ze droeg een lange paarse rok met zwarte kousen er onder en een dikke winterjas. Haar korte haar was netjes met krulspelden in model gebracht en op haar nagels droeg ze een zacht roze kleur nagellak. Nora bedacht zich dat de oude vrouw er eigenlijk heel mooi uitzag, ze probeerde zich voor te stellen hoe de vrouw er 60 jaar gelden zou hebben uitgezien. Bij die gedachte glimlachte Nora spontaan, net op dat moment draaide de oude vrouw haar hoofd en keek ze Nora recht in de ogen aan. De vrouw had felle groene irissen die omringd waren met kleine, diep rode adertjes die alle kanten uitsprongen. Haar ogen, vol leven en jonge onschuld, waren omringd met diepe lachrimpels die zachtjes omhoog krulden.

Nora keek snel weg en voelde haar wangen rood worden. De oude vrouw lachte haar vriendelijk toe en zei met een fluweel zachte stem: "Wacht je ook op de bus?" Nora knikte kort haar hoofd, zich nog steeds bewust van haar rode wangen en vroeg zich met spot af wat ze hier anders zou zitten doen. Maar dat zei ze deze keer niet luidop. "Dat is fijn, wachten is vaak aangenamer met z'n twee dan alleen", zei de oude vrouw met een oprechte lach in haar ogen. Nora trok snel haar mondhoeken even omhoog om te laten zien dat ze de vrouw gehoord had en keek dan weer snel naar beneden. De vrouw rammelde even in haar tas en haalde er een doosje uit. "Zou je even dit doosje voor mij kunnen open doen? Door mijn bibberende handen lukt dat niet meer." Zonder aarzelen nam Nora het doosje aan. Er stonden prachtige tekeningen van wilde bloemen op het oude blikken doosje. Met haar vingers streelde ze over het reliëf en klikte het zonder moeite open. Ze gaf het terug aan de vrouw: "Wat een mooi doosje", zei Nora. De vrouw glimlachte naar Nora: "Ik heb het lang geleden van mijn vader gekregen", vertelde de vrouw. Waarop Nora een diepe steek in haar gekwetste hart voelde. Maar ergens voelde ze zich ook getroost omdat deze vrouw zonder twijfel ook wist hoe het voelt om je vader te verliezen. Nora keek de oude vrouw aan en zei met oprechte vriendelijkheid: "Dan betekent het vast veel voor u." De vrouw haalde uit het doosje een pepermuntje en bood Nora ook eentje aan terwijl ze zachtjes knikte. "Ik ben Amélie. Wat is jou naam?" , vroeg de oude vrouw. Waarop Nora antwoordde: "Ik ben Nora, aangenaam."

"Wacht je al lang op de bus?"

"Ja, al zeker een halfuur, volgens mij is er weer een vertraging vandaag."

"Gebeurt dat wel vaker?"

"Minstens een paar keer per jaar", zei Nora met een lach.

Toen veranderde het gezicht van de vrouw, haar ogen die eerst vriendelijk en uitnodigend naar Nora keken, werden ernstig en donker. "Mag ik je iets vragen, Nora, iets persoonlijks?" Nora wist niet wat ze moest zeggen, dus met verbaasde uitdrukking antwoordde ze: "Ja, natuurlijk."

"Waarom zit je hier te wachten? Dit is toch geen plek voor een jong meisje zoals jij."

Dat zag Nora niet aankomen. Die vraag sloeg nergens op. Hoe haalde de vrouw het in haar hoofd om Nora de les te spellen over waar ze wel en niet mocht zijn. Misschien was het normaal voor vrouwen van haar leeftijd om niets zelfstandig te kunnen doen en nog steeds vast te houden aan de seksistische maatschappij van 60 jaar geleden, maar daar maakte Nora echt geen deel van uit. "Ik wacht hier gewoon op de bus, net als u, mag dat niet?" vroeg Nora zichtbaar geërgerd. De oude vrouw trok haar ogen omhoog en lachte luidop. Haar lach klonk bijna muzikaal in Nora's oren. "Nora, hoe oud denk je dat ik ben?"

"Geen idee", zuchtte Nora, nog steeds geërgerd, "80 jaar oud?"

" 89 jaar om precies te zijn", antwoordde de vrouw, "maar bedankt dat je me jonger schat."

De vrouw leek niet uit haar lood geslagen door Nora's onvriendelijke antwoord. Op haar gezicht was alleen maar plezier en nieuwsgierigheid af te lezen. Dat herkende Nora maar al te goed, een jaar geleden had ze zichzelf net zo beschreven; vol plezier en nieuwsgierigheid. Die gevoelens leken net zo ver weg als de vergadering waarvoor Nora nu ondertussen 45 minuten te laat was.

"Vergeef me als ik je heb beledigd", zei de vrouw, "soms vergeet ik dat tijden nu anders zijn." Nora aanvaarde dit excuus in haar gedachten en besloot het de oude vrouw niet kwalijk te nemen.

"Hou oud ben je eigenlijk, Nora?" vroeg de vrouw uit het niets.

Zonder nadenken antwoordde Nora: "21 jaar."

"Als je ouder bent, begrijp je vast wat ik bedoel", zei de oude vrouw.

"Dat zeggen alle oude mensen," antwoordde Nora gevat. Meteen toen ze dat zei voelde ze diep in haar binnenste wezen een vlaag van zelfvertrouwen opborrelen, in een vlaag van emotie zei ze meteen daarna: "Oud worden is overgewaardeerd, je kan niets meer, je bent van iedereen afhankelijk, je haren worden grijs, je krijgt allerlei soorten kwaaltjes, je hele lichaam verrimpeld. Waarom zou ik eigenlijk oud willen worden, kunt u me dat vertellen?!"

Heel even leek de oude vrouw te schrikken van Nora's reactie. Maar al snel lachte ze het terug uit van plezier.

"Nora, er is niets mis met oud worden, het is juist het mooiste proces wat je hier op onze wereld tegenkomt. Mijn haren zijn grijs, omdat ik elke dag heb geleefd, voor mezelf en voor anderen. De rimpels in mijn gezicht zijn diep, omdat ik harder heb gelachen dan ik ooit voor mogelijk hield. Mijn vingers zijn krom en stijf omdat ik dag na dag hard heb gewerkt. Mijn rug is krom door de mensen die op mij hebben gesteund toen ze dat nodig hadden. Oud worden is geen bewijs van verlies en aftakeling, maar van leven en van doorzetten, van goed en kwaad, van pijn en verdriet, maar ook van geluk en liefde. Wat is er mooier dan dat?"

Nora moest even slikken, ze legde haar hand tegen haar wang en voelde de tranen die ze niet meer kon bedwingen. "Maar het is zo moeilijk."

"Wat is er moeilijk?" zei de vrouw.

"Alles", antwoordde Nora, "ouder worden, leven, vallen en dan weer opstaan met bagage en spoken en monsters die je tegen de grond gedrukt willen houden."

"Maar Nora, je kan een bloem toch niet schuwen omdat ze na een tijd verwelkt? Elk natuurlijk leven moet eerst in de kiem ontluiken om dan te groeien, te ontpoppen, en dan te bloeien. Uiteindelijk gaat het kopje hangen, krimpt de bloem om dan te verwelken tot er niets overblijft. Maar dat houdt de bloem niet tegen om terug te komen. Ze geeft zich gewonnen, maar geeft de strijd nooit op. En elke lente zal je haar weer terugvinden, misschien op een andere plek, maar nooit ver weg."

Nora zuchtte diep. Wie was deze oude vrouw en waarom vertelde ze dit allemaal aan Nora? Waarom voelde Nora zich zo veilig en vertrouwd bij haar? Ze keek de vrouw aan en zag twee fel groene irissen terugkijken met niets dan vriendschap en tederheid. In de verte hoorde ze de bus aankomen, maar die liet ze voorbijrijden zonder haar blik van de oude vrouw te wenden. Minuten gingen voorbij tot Nora haar hoofd draaide richting de mistige velden, waar in de verte een piepklein zonnestraaltje haar weg door de wolken probeerde te banen.